Geboren onder de rok van Rotterdam kwam ik rond mijn tiende levensjaar, samen met mijn broers en zussen, als ‘overkanter’ terecht in een klein Christelijk dorpje. Het diepe kustgedeelte van Zuid-Holland. Geen treinen, geen metro’s, wel mensen met hoeden richting de kerk op zondag. Het dorpelijk leven was er simpel en vertrouwd. De jeugd verveelde zich en de ouderen ergerde zich aan de jeugd die zich verveelde. Een prima wisselwerking waarin iedereen wist wat zijn rol was. Op de plekken waar je wist dat de politie je wegstuurde ging je juist staan en in het weekend dronk je goedkope alcohol, rookte je wiet en ging je op de vuist met andere omringende dorpen. Makkelijk, gezellig, soms pijnlijk, maar vaak ook saai.
Ik wou in de poel van creatievelingen en fashionlovers gegooid worden, mezelf begeven rondom de kriebelende handpalmen van hipsters en mensen met rare kapsels
Na een flink aantal buitenlandse reizen dacht ik dat ik het dorp ontgroeid was. Ik was te groot, of het dorp te klein of elk geval te rustig. Ik wou meer. Drukte.
Ik wou in de poel van creatievelingen en fashionlovers gegooid worden, mezelf begeven rondom de kriebelende handpalmen van hipsters en mensen met rare kapsels. Ik wou ademen in de stad. Amsterdam wel te verstaan. Dus, ik sprak mijzelf een studie aan en vond uiteindelijk een plek in het kloppend hart van Nederland. Heerlijk. De tram naar je werk als het regent, fietsend wanneer het droog is. Elke dag wel een feestje, elk weekend een festival en een hele hoop mensen. Echte mensen, neppe mensen, beginnende mensen en inspirerende mensen. Serieus, laks, stressend en genietend. Alles loopt hier rond. Zo gebeurde het zomaar dat ik maanden niet meer in dat kleine dorpje kwam, dat zo’n andere wereld leek. Zo ver weg.
Dus werd het tijd om weer eens te gaan, HET strandfeest kwam er namelijk aan. Want als dorpelingen ergens goed in zijn dan is het feesten. De undercover feestcommissie deed zijn werk, strekte zijn vingers en reikte uit naar alle popelende en ijverige feestgangers, uiteraard in het geheim. Oom agent wilde dit spelletje maar al te graag breken.
Nu kan je veel feesten meegemaakt hebben, maar NERGENS maak je een feest mee als daar. Nergens anders maak je een feest mee waar de volledige organisatie, commissie en alle bezoekers op dezelfde paddenstoelenregenboogwolk zitten, hier en daar uiteraard met een scherp randje. Nergens anders vind je een feest waar iedereen zich helemaal kan laten gaan en niemand meer raar opkijkt. Nergens anders vind je een feest waar ze aan de ene kant aan het overgooien zijn met autobanden, aan de andere kant levensgrote jenga spelen, alsof er een olympische titel van afhangt. Naast je loopt een jongen met ogen zo groot dat het lijkt alsof hij ze aan het zoeken is en de DJ draait de hele nacht door alleen maar de juiste plaatjes. De één komt kaakschaatsend voorbij geschoven, de ander begeeft zich de hele avond op dezelfde vierkante meter en iedereen is uiteraard goed besproken, met dat ‘speciale’ spraakwater als drijfveer. Dit alles terwijl je geniet van de brandende warmte van een gigantisch kampvuur.
Ik zou tien complete boeken kunnen schrijven over het dorp waar ik vandaan kom, gaan we niet doen. Misschien later
Je kan elkgeval zeggen wat je wilt over dorpen, of ‘het platteland’, maar je weet pas hoe het is als je er vandaan komt. Ik hou er van. Want op de plek waar je alles zelf moet organiseren worden pas de echte creatievelingen geboren.
Het dorpsleven, fucking heerlijk.