Deze week gingen wij even langs bij de Amsterdamse geboren en getogen fotograaf Kaspar Bossers. Maar omdat praten onder het eten toch leuker is dan praten zonder eten haalden we eerst een Surinaamse Tandoori maaltijd af en spraken wij over wat hem het meest passioneert in het leven, namelijk fotografie.
Een korte introductie; Kaspar Bossers schiet zijn platen het liefst analoog, staat niet graag bij het krieken van de dag op, en houdt zowel van sneeuw als van de zon. Waar hij minder liefde voor heeft zijn luchtverfrissers en kappers. (Ze knippen toch altijd te kort.) Hij houdt van ouderwetste handmatige camera’s, en daar heeft hij dan ook een flinke collectie van op de plank liggen. Zijn nieuwste aanwinst is een Hasselblad, die hij al jaren wilde hebben, weegt spreekwoordelijk 100 kilo, maar heeft schitterende lenzen. Tegenwoordig werkt hij ook weer digitaal met de Fuji X-T1. Het hart van een analoge camera met een digitale sensor er in. Al gebruikt hij die voornamelijk als 2de camera, analoog first.
We hebben even grondig je collectie bekeken en kunnen constateren dat eigenlijk alle foto’s die je schiet analoog zijn, wat is daar de reden voor?
Ik hou van het proces van film fotograferen met oude camera’s. Doordat alles handmatig ingesteld moet worden, word je gedwongen een stapje terug te doen, en overal actief over na te denken. Ook omdat je maar een enkele foto’s per rolletje kan maken moet je van tevoren goed overwegen wat je nou eigenlijk op de foto wilt hebben. Ik merk dat ik er veel bewuster door ga kijken. Het liefst neem ik één foto per scéne. Gewoon in één klap raak. Daarna ontwikkel ik zelf de negatieven en scan ze vervolgens in, zodat ik de kleuren in photoshop iets kan corrigeren. Het voelt elke keer een beetje als sinterklaas zodra ik de negatieven voor het eerst bekijk. Krijg ik wel waarop ik gehoopt heb? Het blijft een verassing. Verder haal ik er veel voldoening uit om het proces van begin tot eind te doorlopen en dat is iets wat bij digitale fotografie ontbreekt.
Het klinkt op deze manier inderdaad een stuk avontuurlijker. Wanneer is jouw liefde voor fotografie ontstaan?
Dat kwam eigenlijk als kind al toen ik door de National Geographics van mijn ouders zat te bladeren. De foto’s in dat blad grepen mij veel meer aan dan de verhalen. Ik denk dat ik sinds kind af aan al visueel ingesteld ben.
Haha ja, wij kijken ook liever plaatjes dan dat we lezen, dat heet gewoon lui. Just kidding. National Geographics is voornamelijk gericht op aardrijkskunde, geschiedenis en de wereld cultuur. Wat zijn jouw favoriete onderwerpen om te fotograferen?
Mijn vriendin is een regelmatig terugkomend onderdeel in mijn foto’s. Maar dat is meestal meer als anoniem persoon in de omgeving dan als portret. Vaak komt de beslissing om ergens foto’s te maken vrij spontaan en zij is dan vaak al bij me, wel handig om altijd een model tot je beschikking te hebben.
Verder ben ik vooral op zoek naar een sfeer die ik in beeld kan brengen, vaak een beetje dromerig, tijdloos en verstild. Op avontuur gaan en de verwondering vastleggen. Ik hou van de rouwe randjes van plekken, bouwputten, smerige steegjes aan de achterkant van een mooi gebouw, of onder een brug. Industriële constructies. Verlaten plekken. Ik fotografeer veel ‘s nachts, niet alleen om praktische overwegingen… Ik ben niet zo’n ochtendmens en overdag moet ik ook nog wel eens ‘normaal’ werk doen. s’ Nachts is het rustig en samen met de lange belichtingstijd die dan nodig is krijg ik mooie mysterieuze beelden.
Heb jij iemand die jou echt inspireert om te fotograferen?
Ik heb niet echt een favoriete fotograaf. Er zijn zoveel fotografen en het is moeilijk om daar maar één persoon uit te kiezen waarvan ik al het werk fantastisch vind. Maar goed, het begon met die National Geographics, Frans Lanting, een Nederlandse fotograaf die veel voor hun fotografeerde. Dat het kan dat je als Nederlander de hele wereld af mag reizen om foto’s van de mooiste locaties te maken om ze vervolgens in een internationaal hoog aangeschreven blad te mogen publiceren is toch wel inspirerend. Ik heb natuurlijk wel mijn Ryan McGinly, Dash Snow en Terry Richardson fases gehad. Alhoewel ik altijd al meer van de dromerige beelden van McGinly houdt, vind ik die rouwe echtheid die bijvoorbeeld Larry Clark heeft in zijn foto’s erg interessant. Tegenwoordig ben ik voornamelijk gecharmeerd van Alexander Gronsky.
Tja die Terry Richardson fase kennen wij ook, zijn platen passeren bij ons nog steeds vaak. Zijn er minder leuke kanten die je meemaakt als fotograaf?
Ik ontwikkel altijd zelf m’n negatieven en dat gaat wel eens mis. Het is behoorlijk balen als de foto’s waar je het meest naar uit zat te kijken totaal verneukt.
Wij vroegen Kaspar verder nog iets te vertellen over een aantal foto’s die wij heel er tof vinden. Een kleine greep uit zijn collectie, met een mooie beschrijving.
[button link=”http://kasparbossers.nl” size=”medium” text_size=”beta” newtab=”on”]Bekijk hier meer van Kaspar Bossers[/button]